top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverWout Desloovere

Begrippenlijst - Terminologie

Bijgewerkt op: 28 feb.

In duurzaamheid worden vaak diverse termen door elkaar gebruikt. In dit artikel willen we de belangrijkste termen op vlak van duurzaamheidsstrategie en -rapportage, carbon accounting en circulariteit duiden. Klik zeker ook verder voor meer gedetailleerde uitleg en inspiratie.



Carbon


Klimaatsverandering is één van de belangrijkste topics waar zowel beleidsmatig als op bedrijfsniveau wordt op ingezet. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen termen die op bedrijfsniveau worden gebruikt en termen die gebruikt worden op productniveau. Daarnaast zijn er ook termen die voor beide kunnen worden toegepast.


Bedrijfsniveau:

  • Corporate carbon footprint: De totale uitstoot van broeikasgassen (CO2, CH4, N2O, HFCs, PCFs, SF6, NF3) die wordt veroorzaakt door alle activiteiten van een organisatie. De emissies worden doorgaans berekend voor een jaar. De meest gebruikte standaard voor de berekening is het Greenhouse Gas Protocol.

  • SBTi (Science Based Targets initiative): Een initiatief dat bedrijven ondersteunt bij het stellen van wetenschappelijk onderbouwde doelen voor het verminderen van broeikasgasemissies om bij te dragen aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs.

  • Scope 1, 2 en 3: Classificatie van broeikasgasemissies volgens het Greenhouse Gas Protocol, waarbij Scope 1 de directe emissies van een organisatie zijn, Scope 2 de indirecte emissies als gevolg van aangekochte elektriciteit, en Scope 3 de overige indirecte emissies in de waardeketen van de organisatie omvatten.

  • Carbon intensity: De hoeveelheid koolstofdioxide-uitstoot per eenheid van productie, consumptie, of economische activiteit. Zo kan de broeikasgasuitstoot bijvoorbeeld worden voorgesteld met de eenheid ton CO2eq/K€

  • Carbon budget: De maximale hoeveelheid koolstof die kan worden uitgestoten om de opwarming van de aarde binnen een bepaalde grens te houden. Kan uitgedrukt worden op wereldniveau maar ook op regio- of bedrijfsniveau.

  • ETS (Emissions Trading System): Het EU-ETS is een hoeksteen van het EU-beleid ter bestrijding van de klimaatverandering en het belangrijkste instrument voor het kosteneffectief terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Het is de eerste grote koolstofmarkt ter wereld en blijft de grootste. De focus ligt op energieproducenten, energie-intensieve sectoren, luchtvaart en maritiem transport. In de toekomst wordt het systeem uitgebreid met ETS2.  

  • CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism): Het instrument van de EU om een eerlijke prijs te zetten op de koolstof die wordt uitgestoten tijdens de productie van koolstofintensieve goederen die de EU binnenkomen, en om schonere industriële productie in niet-EU-landen aan te moedigen. De geleidelijke invoering van de CBAM sluit aan bij de geleidelijke afschaffing van de toewijzing van gratis emissierechten in het kader van het EU-emissiehandelssysteem (ETS) om het koolstofarm maken van de EU-industrie te ondersteunen. In eerste instantie is de CBAM van toepassing op bepaalde goederen en precursoren waarvan de productie koolstofintensief is en met het grootste risico: cement, ijzer en staal, aluminium, meststoffen, elektriciteit en waterstof.

  • FLAG (Forest, Land and Agriculture): land-intensieve sectoren worden rechtstreeks geïmpacteerd door de klimaatsverandering maar zijn ook een sector met specifieke en aanzienlijke emissies (land change emissions or removals). Na energie is het de sector met de grootste broeikasgasuitstoot. Dit omvat onder andere uitstoot door land management, veranderend landgebruik, CO2 opname door het land en producten, … Er wordt gewerkt aan guidance vanuit het GHG-protocol om op een correcte manier te rapporteren.


Productniveau:

  • LCA (Life Cycle Analysis): Een methodologie om de milieu-impact van een product gedurende de gehele levenscyclus te evalueren, inclusief grondstoffenwinning, productie, distributie, gebruik en eindelevensduur/afvalverwerking. De milieu-impact gaat breder dan de klimaatimpact zo zijn er ook indicatoren voor water, verzuring, ozon uitstoot en aantasting van de ozonlaag, …

  • EPD (Environmental Product Declaration): EPD's zijn gebaseerd op levenscyclusanalyse (LCA). Daarbij wordt door een externe partij nagekeken of de impactberekening correct is uitgevoerd, en volgens de gestandaardiseerde en internationaal erkende normen rond rapportage van milieuprestaties. In een EPD staat de precieze productinformatie niet meer opgenomen (zoals bv. het materiaal van een product, of de transportafstand), waardoor er geen bedrijfsgeheimen worden prijsgegeven.

  • Product carbon footprint: Hierbij worden de totale broeikasgasemissies gemeten/berekend van een product. Dit van de extractie van rauwe materialen, productie, transport, opslag en gebruiksfase tot en met de eindelevensduur. De berekeningsmethode loopt gelijk met een LCA, maar in tegenstelling tot een LCA wordt er enkel gefocust op broeikasgassen.

  • Embodied carbon: Wordt vaak gebruikt in de bouwsector. Dit omvat alle broeikasgas emissies gerelateerd aan de materialen en bouwelementen. Embodied carbon is gelijkaardig met een product carbon footprint, maar omvat niet de uitstoot in de gebruiksfase welke wordt aanschouwt als “operational carbon”. Deze term wordt vaker gebruikt op projectniveau op de schaal van een gebouw dan een product carbon footprint.

  • Operational carbon: Wordt vaak gebruikt in de bouwsector en betreft de uitstoot tijdens de gebruiksfase. Is sterk gerelateerd aan het energie- (en water)verbruik.

  • Digital Product Pasport (DPP): Het Passport is een voorstel van de Europese Commissie als een instrument om transparantie te creëren en circulariteit te bevorderen. Het DPP bevat informatie over een product gedurende de hele waardeketen, zoals gegevens over grondstofwinning, productie en recycling.


Algemeen carbon

  • Biogenic carbon: Dit is een term die gebruikt wordt voor alle broeikasgas processen die voorkomen in de natuurlijke koolstofcyclus. Dit kan dus zowel over emissies als opslag van broeikasgassen (voornamelijk CO2) gaan. Een voorbeeld van biogenic emissies zijn de emissies die vrijkomen bij fermentatie. Biogenic removal of opslag komt voor bij fotosynthese van planten en bomen.

  • Stored biogenic carbon: verwijst naar koolstof die is opgeslagen in biologische materialen zoals hout, bodem en vegetatie, waardoor het uit de atmosfeer wordt verwijderd en vastgehouden gedurende lange periodes.

  • Carbon offsetting: Het compenseren van de uitstoot van broeikasgassen door investeringen in projecten die de emissies elders verminderen of absorberen.

  • Carbon credit: Een meeteenheid die staat voor het recht om een bepaalde hoeveelheid broeikasgasemissie uit te stoten, vaak verhandelbaar op de internationale koolstofmarkt.

  • CCS (Carbon capture and storage): Carbon Capture and Storage is een reeks technologieën die gericht zijn op het afvangen, transporteren en permanent opslaan van CO2 dat anders in de atmosfeer zou worden uitgestoten.

  • Carbon neutraliteit: Wordt bereikt door geen broeikasgassen uit te stoten of door de uitstoot te compenseren. Deze term wordt vaak door elkaar gebruikt met klimaatneutraal en of broeikasgas neutraal. Er zijn geen duidelijke richtlijnen over welke term wat precies betekent. Een duidelijke communicatie over de inhoud van de claim is dan ook vereist indien je als bedrijf deze termen gebruikt.

  • Net zero: Deze term is afkomstig uit de SBTi, er ligt een sterke focus op het reduceren van de eigen uitstoot (90-95%), waarna de overige uitstoot, indien eigen reductie niet verder mogelijk is, kan gecompenseerd worden.

  • Carbon pricing: Carbon pricing is een beleidsinstrument dat een prijs toekent aan de uitstoot van broeikasgassen, dit kan zowel intern opgelegd worden binnen organisaties zelf als extern door overheden. Interne carbon pricing wordt door organisaties toegepast om kosten toe te kennen aan hun eigen emissies, wat hen stimuleert om emissiereductiemaatregelen te nemen. Externe carbon pricing, opgelegd door overheden, omvat belastingen op koolstofemissies of emissierechtenhandelssystemen, waardoor economische prikkels worden gecreëerd voor bedrijven om hun uitstoot te verminderen en schone technologieën te ontwikkelen.

  • Carbon cycle: Het natuurlijke proces waarin koolstof door de atmosfeer, oceanen, bodem, gesteenten en levende organismen circuleert. De mens beïnvloedt deze natuurlijke carbon cycle.


Duurzaamheid


Op beleidsniveau bestaan diverse instrumenten, kaders, directives en reguleringen met betrekking tot duurzaamheid. Hoewel er enige overlap is, zijn er ook significante verschillen. We overlopen de belangrijkste begrippen.


  • NFRD (Non-Financial Reporting Directive): Een EU-richtlijn die grote organisaties verplicht om niet-financiële informatie, zoals milieu-, sociale- en governanceaspecten, op te nemen in hun jaarverslagen.

  • SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation): Een EU-verordening die beleggingsondernemingen verplicht om transparantie te bieden over hoe zij duurzaamheidsfactoren integreren in hun beleggingsbeslissingen en -advies.

  • CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive): Een EU-richtlijn die de huidige NFRD vervangt en de verplichtingen op het gebied van duurzaamheidsrapportage zal uitbreiden naar meer organisaties en meer gedetailleerde informatie.

  • CSDDD (Corporate Sustainability Due Diligence Directive): Een voorgestelde EU-richtlijn die bedrijven verplicht om hun toeleveringsketens te controleren op duurzaamheid en mensenrechtenkwesties. De CSDDD is gelinkt aan de CSRD en schrijft voor dat je de risico's in je waardeketen moet identificeren en mitigeren conform de OECD guidance for responsible business conduct.

  • EU Taxonomy: Een classificatiesysteem dat definieert welke economische activiteiten als duurzaam kunnen worden beschouwd op basis van hun bijdrage aan milieudoelstellingen.

    • Taxonomy eligble: Een classificatie die aangeeft dat een economische activiteit voldoet aan de criteria van de EU Taxonomy om te worden afgewogen als duurzaam.

    • Taxonomy aligned: Een classificatie die aangeeft dat een financieel product, zoals een beleggingsfonds, voldoet aan de criteria van de EU Taxonomy en investeert in activiteiten die als duurzaam worden beschouwd.



  • EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group): Een adviesgroep opgericht door de Europese Commissie om aanbevelingen te doen voor internationale financiële verslaglegging standaarden. In dat kader zijn zij sinds 2022 verantwoordelijk voor het formuleren van de European Sustainability Reporting Standards drafts en amendments.

  • ESRS (European Sustainability Reporting Standards): De standaarden voor duurzaamheidsrapportage die de richtlijn voor duurzaamheidsrapportage over bedrijven (Corporate Sustainability Reporting Directive - CSRD) ondersteunen. Er zijn 2 verplichte standaarden en 10 thematische standaarden. De standaarden beschrijven wat en hoe moet gerapporteerd worden.

  • DMA (Double Materiality Analysis): Een analytische benadering waarbij zowel de inside-out als outside-in materialiteit van duurzaamheidsthema's wordt onderzocht, om een beeld te krijgen van de impact en financiële materialiteit van deze thema's op een organisatie en al haar stakeholders. Je bent verplicht te werken aan / rapporteren over de thema's waarop je als bedrijf het meest impact hebt en omgekeerd die je positie financieel kunnen schaden of juist kunnen helpen.

  • Stakeholdermanagement: Iedereen die belang heeft in wat je bedrijf doet, beïnvloed wordt door de activiteiten, macht heeft en tegenwind biedt moet worden betrokken in de DMA en duurzaamheidstrategie van je organisatie.

  • IRO's (Impacts, Risks and Opportunities): Door duurzaamheidsthema's te scannen op op feitelijke en potentiële positieve en negatieve impacten, risico's en opportuniteiten wordt de dubbele materialiteit geëvalueerd.

  • ESG (Environmental, Social, and Governance): Een afkorting die wordt gebruikt om te verwijzen naar de criteria die worden gebruikt om de duurzaamheidsprestaties van een bedrijf of investering te evalueren op milieu-, sociale- en governancegebieden.

  • SDGs (Sustainable Development Goals): Zeventien doelstellingen voor duurzame ontwikkeling die zijn vastgesteld door de Verenigde Naties om tegen 2030 wereldwijde uitdagingen aan te pakken, zoals armoede, ongelijkheid, klimaatverandering en milieubescherming.

  • Green Claim Directive: De Green Claims Directive is een Europese richtlijn die regels en criteria vaststelt voor milieubeweringen op producten, met als doel consumenten te beschermen tegen misleidende of ongegronde claims met betrekking tot de milieu-impact van producten.

Circulariteit


Circulariteit is geen doel op zich maar één van de oplossing om over te gaan naar een duurzame economie die niet enkel opbrengt voor onszelf maar ook voor de toekomstige generaties. Meerdere begrippen zijn courant in de circulaire wereld.


  • Circulaire economie: Circulaire economie is een model van productie en consumptie, waarbij bestaande materialen en producten zo lang mogelijk in omloop worden gehouden. De producten worden gedeeld, verhuurd, hergebruikt, hersteld, opgeknapt en gerecycleerd om steeds opnieuw waarde te creëren en de levensduurlevensduur van producten uit te breiden. Hierdoor wordt het afval tot een minimum beperkt. Wanneer een product het einde van zijn gebruikscyclus bereikt, worden de producten, onderdelen en materialen opnieuw ingezet, het liefste op een manier waarbij de waarde van het product zo hoog mogelijk gehouden wordt (reuse > repair > refurbishment > remanufacturing > recycle).

  • Upcycling: Een proces waarbij afvalmaterialen worden omgezet in producten van hogere kwaliteit of waarde dan het oorspronkelijke materiaal, waardoor de levensduur van materialen wordt verlengd en de afvalstroom wordt verminderd.

  • Bio-based: Dit verwijst naar materialen, producten of processen die zijn afgeleid van biologische bronnen, zoals plantaardige materialen of biomassa, in plaats van niet-hernieuwbare bronnen zoals fossiele brandstoffen.

  • R-strategieën: De R-Strategieën zijn essentieel voor de circulaire economie. Deze 10 strategieën staan in functie van circulariteit en zorgen voor de overstap van de circulaire economie naar een circulaire economie. De strategieën zijn ook hiërarchisch gerangschikt (R0 Refuse, R1 Rethink, R2 Reduce, R3 Reuse, R4 Repair, R5 Refurbish, R6 Remanufacture, R7 Repurpose, R8 Recycle, R9 Recover).

  • CVI (Circular Value Index): De circular value index geeft aan of een circulair business model voor een bepaald product in een bepaald scenario winstgevend zal zijn. Het wordt gebruikt door de financiële sector om te analyseren of het circulair business model interessant genoeg is als investeringsopportuniteit. Verder wordt het gebruikt door materiaalproducenten als gids om het ontwerp van het product aan te passen om het circulair business model meer rendabel te maken.

  • Circulaire ontwerpstrategieën: Ontwerpstrategieën die het hergebruik van het product, de onderdelen of het materiaal optimaliseren. Enkele voorbeelden zijn: design for (dis)assembly, design for material harvesting, design for repair, keep-the-body-change-the-skin, etc.

  • Ecodesign: Een ontwerpbenadering waarbij producten worden ontworpen met het oog op milieuvriendelijkheid gedurende de hele levenscyclus, inclusief grondstoffenwinning, productie, gebruik en verwijdering, om de impact op het milieu te minimaliseren.

  • C2C (Cradle to cradle): Een ontwerp- en productiebenadering die gericht is op het creëren van producten die volledig veilig en gezond zijn voor mens en milieu, waarbij materialen worden gebruikt die continu kunnen worden gerecycled of teruggegeven aan de natuurlijke omgeving na gebruik.

 

83 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page